De groep ontmoet elkaar bij een onderduikadres, waar ze te horen krijgen dat het een val is. Vanaf de derde verdieping worden twee mannen, een jonge man en een jong meisje, allebei aangevallen door een bende, en een van de mannen wordt gedood. De andere man wordt in het achterhoofd geschoten. Bij het horen dat een man is neergeschoten, belt een politieagent een politieauto. De politieagent geeft de informatie dat een man wordt gegijzeld. De politieagent vertelt de groep ook dat ze naar het huis moeten. Als ze aankomen, vinden ze het lichaam van de man. Ze gaan het huis binnen en vinden het afgesneden bloed dat uit het lichaam van de man druipt. De groep verlaat vervolgens het huis en gaat naar het politiebureau.

De groep gaat dan het politiebureau binnen, waar hen wordt verteld dat ze geen verdachten zijn, en zal worden overgelaten om zichzelf uit te leggen. De groep gaat vervolgens naar het hoofdkantoor van het bureau, waar hen wordt verteld dat ze geen verdachten zijn en dat ze naar het politiebureau moeten. Als ze het politiebureau binnenkomen, wordt het aangevallen door een bende. Een lid van de bende schiet de politieagent neer die de groep probeert te helpen. Daarna verlaat de groep het station.

De groep gaat dan naar het onderduikadres, waar hen wordt verteld dat de eigenaar is vermoord en dat de eigenaar met de politie heeft samengewerkt. De eigenaar weigert de politie te vertellen dat hij met de politie heeft samengewerkt, maar nadat de groep bij het onderduikadres is verschenen, stemt de eigenaar ermee in om hen de informatie te geven die ze nodig hebben. De eigenaar vertelt de groep vervolgens dat ze naar het politiebureau moeten gaan. De groep gaat naar het politiebureau. Wanneer ze op het politiebureau aankomen, verschijnt de politieagent en vertelt hen dat de eigenaar is neergeschoten, maar dat de eigenaar hen alle informatie heeft gegeven die ze nodig hebben. De politieagent vertelt de groep dat het hun taak is om de eigenaar naar het politiebureau te krijgen en dat ze hem achter in een politieauto moeten zetten.

De groep gaat dan naar het huis, waar ze de eigenaar van het huis vinden, en hij vertelt hen dat hij met de politie heeft gewerkt. De groep gaat vervolgens naar het politiebureau, waar ze praten met de eigenaar van het huis. De groep gaat dan naar het politiebureau en laat de eigenaar zien dat ze geen verdachten zijn en ook niet bij de politie, en dat ze in de politieauto zitten. De politieagent vertelt de eigenaar dat hij de leiding heeft over de politieauto en dat hij deze naar het politiebureau moet rijden, waar ze de eigenaar in de politieauto moeten overdragen. De politieagent rijdt met de politieauto naar het politiebureau en stapt uit om de eigenaar te controleren, die achter in de politieauto zit.

De politieagent vertelt de groep vervolgens dat als de eigenaar hen de informatie niet geeft, ze hem achter in de politieauto kunnen plaatsen. De politieagent trekt vervolgens de eigenaar uit de achterkant van de politieauto en vertelt hem dat hij niet in de politieauto zal rijden. De politieagent vertelt de eigenaar vervolgens dat hij de politieagent is en dat hij de leiding heeft over de politieauto. De politieagent neemt de eigenaar vervolgens mee naar het politiebureau, waar de eigenaar achter in de politieauto wordt gezet, en geeft de politieagent de informatie die hij nodig heeft. De politieagent geeft de eigenaar de informatie die hij nodig heeft. De politieagent rijdt vervolgens de politieauto terug naar het onderduikadres en de eigenaren worden in de politieauto gezet. De politieagent vertelt de eigenaar vervolgens dat hij de leiding heeft over de politieauto en dat hij ermee naar het politiebureau moet rijden. De politieagent rijdt vervolgens met de politieauto naar het politiebureau en stapt uit om de eigenaar te controleren, die achter in de politieauto zit.